In 1969 wordt
het bevroren
lichaam van Paul Fournier ergens aan de Noordpool ontdekt, waar hij
tijdens een wetenschappelijke expeditie in 1905 was verdwenen. Perfect
geconserveerd in het ijs wordt hij onder toezicht van professor Loriebat
(Michel Lonsdale) en een psycholoog weer tot leven gebracht. De
bedoeling is dat zijn nakomelingen voor hem zorgen. Dat zijn onder
andere zijn kleindochter Edmée (Claude Gensac) en haar echtgenoot Hubert de
Tartas (Louis de Funès), een welstellend zaakvoerder. Om hem te besparen
van een culturele schok wordt het prachtige huis en de omgeving omgetoverd
naar het begin van de 20e eeuw…
Er zijn vele momenten in
de film waar de Funès zich van zijn sterkste kant laat zien. Maar de kers
op de taart is het laatste deel waarin hij in één klap alles
vertelt wat de "ontdooide man" gemist heeft in bijna 70 jaar
tijd. Niemand kan beter dan de Funès samenvatten in wat voor gekke tijden
we nu leven. En "nu" dat was dan nog maar 1969. Laat staan dat
hij de scène opnieuw zou moeten spelen met alles wat er nadien nog
bijgekomen is. (zie fragment 1 hieronder) |